Hoe is geld ontstaan en hoe werkte men met geld
Hoe is geld en het huidige geldsysteem ontstaan?
In onze akkers en in akkers over heel de wereld worden nog wel eens potjes met munten gevonden. Heel herkenbaar, omdat de muntvorm van geld nog tot op de dag van vandaag gebruikt wordt. Andere (graf) vondsten herkennen we mogelijk niet als geld, terwijl de spullen die er liggen misschien ook ooit wel als geld in gebruik waren. Niet ondenkbaar is bijvoorbeeld dat zoiets als pijlpunten ooit in de geschiedenis een soort van geld kunnen zijn geweest. We weten wel dat in sommige streken schelpen, zout, en zelfs tot slechts enkele eeuwen geleden houtstokken als geld gebruikt werden.
In Engeland heet zo'n houten stok een tally. De stok werd gekreft, waarbij iedere kerf voor een bepaalde waarde stond. Die waarde kreeg de lener mee. De stok werd vervolgens in de lengte gesplitst, zodat beide partijen het bewijs van de deal in handen hadden. Er zijn weinig tally's overgebleven, omdat deze na afsluiting van de transactie nog slechts als brandhout kon worden gebruikt.
Een shotje in de bar heet zo omdat ooit in het Wilde Westen een glas whiskey net zo duur was als een patroon/kogel. Als je dus een patroon inleverde, dan kreeg je er een borrel voor.
Wat het systeem in het verleden ook was, geld stond ergens voor. Voordat er geld was, werd er één op één geruild. Een schaap tegen twee geiten, vier schapen voor een koe en zo verder. Het nadeel was dat de beide partijen genoeg spullen moesten hebben om de deal zo te kunnen sluiten dat beide partijen tevreden waren. Een halve koe is immers veel minder waard dan een hele koe, mede omdat de houdbaarheid enorm afnam zodra je het mes in de koe gezet had.
Geld was een logische keuze, maar hoe kom je aan een middel dat iedereen kan vertrouwen en dat niet snel bijverzonnen of vervalst kan worden?
Men koos steevast voor een product dat lokaal schaars was en niet snel bijgemaakt kon worden.
Zo waren in heel wat streken zoutblokken een prachtig ruilmiddel. Zolang het niet nat werd was het duurzaam en vaak heel zeldzaam... Tot er iemand een grote reis ging maken en het voor elkaar kreeg om een flinke hoeveelheid aan zout mee te nemen. Die persoon was dan rijk, maar de extra hoeveelheid zout hield wel in dat er inflatie optrad. Immers was er ineens veel meer in de samenleving aanwezig. Zout had nog een nadeel... Het werd gebruikt. Uiteindelijk ging het dus op, als niet steeds iemand nieuw ging halen of uit de zee destilleren.
Met de uitvinding van metalen werd het mogelijk om stukjes metaal te bewerken en het te gebruiken als munt. Ook hier bleef het zaak dat de munt vertrouwd moest worden. Van alle metalen bleek uiteindelijk goud het beste te zijn. Het roest niet, is heel zwaar maar toch bewerkbaar en bovenal, het was en bleef zeldzaam.
Goud
Goud werd zo populair dat het zelfs de standaard werd. Hadden we in het tweestromengebied eerst een Shekel. Een geldeenheid gebaseerd op een tarwe hoeveelheid, nu werd de goudstandaard ingevoerd. De gouden munt zelf was de standaard geworden.
Een bepaalde hoeveelheid goud was de eenheid waarmee met ging rekenen.
De Romeinen werkten er mee. De Romeinen vonden echter ook inflatie uit... De munt werd steeds kleiner en vervolgens werd de munt niet langer gemaakt van goud, maar van goedkopere metalen. Waarom deden ze dat? Heel simpel en dezelfde reden als die wij nog hebben... Ze gingen boven hun stand leven en vonden het een goed idee om de munt uit te hollen. Uiteindelijk klapte het geldsysteem in elkaar en ging het Romeinse Rijk ten onder.
Het duurde 1000 jaar voor West Europa de klap in feite te boven was. Heel wat kennis over uitvindingen, waaronder het maken van beton, gingen verloren. Het licht van de vooruitgang ging uit boven Europa en we noemen het dan ook de donkere middeleeuwen.
Na 1000 jaar ontstond er weer een grotere samenleving in Europa en daar waar in de Middeleeuwen nederzettingen elkaar regelmatig bestreden, werd de vooruitgang zichtbaar doordat men elkaar in steeds grotere formaties te lijf ging. Met die grotere legers werd het ook steeds belangrijker om een goed werkend geldsysteem te hebben. Overal ontstonden systemen op basis van de goud- en zilverstandaard.
Overal gingen die systemen ook weer onderuit omdat de leiders van de bendes, die later de adel en de koninklijke huizen werden, te veel geld uitgaven en oorlogen nodig hadden om hun tekorten aan te vullen door ze te roven bij de buren. Verliep zo'n rooftocht naar wens, dan was in feite de begroting voor de komende jaren weer in orde. Verliep het niet zo voorspoedig, dan ging het geldsysteem van die rovershoofdman onderuit en leden de mensen in die streek honger en gebrek.
Goud was de belangrijkste standaard en in de 17e en 18e eeuw ging men inzien dat het slimmer kon. Je kon het goud in de kluis laten liggen en er papiertjes voor uitgeven.
Enkele goudsmeden besloten om papieren geld uit te geven. Papieren geld als vervanging voor goud dat ze in de kluis bewaarden.
Een 1 op 1 situatie.
Het uitgegeven papieren geld was 100% gedekt door goud in de kluis.
Dat liep in goede tijden fantastisch, maar als er een oorlog verloren werd, dan was er dringend behoefte aan meer geld. Enkele goudsmeden verzonnen een list. Toen hun koning extra geld nodig had, gaven ze geld uit zonder gouddekking.
Niemand kon in de kluis controleren of er wel genoeg goud aanwezig was. Zolang niet iedereen het papieren geld in kwam wisselen voor goud was er niets aan de hand.
De koning blij, want die had ineens weer genoeg geld en kon weer mooi weer spelen en extra soldaten aantrekken waarmee hij op rooftocht bij de buren kon. De koning met de beste goudsmit was dus het machtigst. Zolang men vertrouwen had in de koning en zijn goudsmit was alles koek en ei.
Ontstond er door toenemende onzekerheid een bankrun en eiste men daadwerkelijk het goud voor papier, dan kon het in een paar uur uit met de pret zijn. Dan werd allereerst de goudsmit een kopje kleiner gemaakt en daarna de koning.
Ontstond er door toenemende onzekerheid een bankrun en eiste men daadwerkelijk het goud voor papier, dan kon het in een paar uur uit met de pret zijn. Dan werd allereerst de goudsmit een kopje kleiner gemaakt en daarna de koning.
Gaandeweg ging iedereen leven met het feit dat geld niet meer 1 op 1 gedekt werd. De goudstandaard van begin jaren dertig van de 20e eeuw hield in feite een dekking van de dollar met 40% goud. Deze goudstandaard werd in 1933 verlaten. De crisis sloeg zo hard toe dat men het niet langer wilde handhaven. De goudstandaard knelde te veel. Immers mag je bij een goudstandaard geen geld bijdrukken. In crisistijd wil je als regering echter graag wat valsspelen door wat extra geld in de economie te pompen. QE1 t/m 3 van de FED aan het begin van de 21e eeuw zijn daar een mooi voorbeeld van.
In Amerika was er in de 19e eeuw een dubbelstandaard. Goud en zilver hadden een verhouding van eerste 1 op 15 en na 1831 werd dat 1 op 16. Daar de verhouding door de markt al die tijd gezien werd als 15,5 was eerst goud de standaard en na 1831 werd zilver dat.
Officieel was er echter sprake van een dubbelstandaard.
Deze dubbelstandaard hield stand tot 1862. Toen verliet Amerika de dubbelstandaard omdat er voor het voeren van de burgeroorlog veel geld nodig was. Geld dat men verzon en dat dus geen enkele dekking van goud of zilver had. Met deze Greenback dollars kon je goud en zilver kopen, maar je kon geen recht doen gelden op inwisseling van Greenbacks tegen goud of zilver. Het Noorden had met haar industrie meer vertrouwen in deze ongedekte munt dan het Zuiden. De uitkomst van de oorlog was daarmee in feite al monetair te voorspellen. Het Zuiden ging namelijk al snel extra gebukt onder een enorme inflatie. Doordat de gouden en zilveren munten qua metaalwaarde veel meer waard werden dan de waarde die op de munten stond, verdwenen deze munten uit het betaalsysteem. Men gaf ze simpelweg niet meer uit en liet ze liever omsmelten om de zilverwaarde te verzilveren. Dan had je immers veel meer waarde.
Na de burgeroorlog waren er veel te veel greenbacks uitgegeven om onder dezelfde wisselkoers terug te kunnen gaan naar de dubbelstandaard. Amerika heeft er ruim tien jaar over gedaan om met passen en meten het aantal Greenbacks zo ver terug te brengen dat de oude wisselkoers met zilver en goud weer kon worden ingevoerd. De Amerikaanse overheid deed dat door langzaam Greenbacks uit roulatie te halen. Zo nu en dan bracht ze, om de stabiliteit te bewaren, ook weer kortstondig Greenbacks terug in circulatie.
In 1879 werd in Amerika de goudstandaard heringevoerd. Zilver was minder waard dan waar ze officieel voor moest worden verhandeld en het was dus makkelijk om zilveren munten uit te geven. In zilverwaarde waren die minder waard dan het aantal dollars dat er op aangegeven stond. Het voordeel daarvan was een winst voor de uitgever en de munten bleven in circulatie omdat niemand ze ging sparen voor de zilverwaarde. Zilver werd gebruikt voor de kleine muntjes. In Amerika ging indertijd veel papieren geld rond dat in feite geen officieel geld was, maar wel een belofte was om het papier in te mogen wisselen bij de uitgever tegen een bepaalde hoeveelheid goud. De dollar was, in al haar verschijningen, zo goed als goud.
In 1933 werd niet alleen de goudstandaard verlaten, maar het bezit van goud werd in Amerika verboden verklaard. De inwoners werden verplicht hun goud bij de overheid in te leveren tegen een vaste koers.
In 1948 werd in Amerika weer een goudstandaard ingevoerd. Je kon als buitenlandse regering je Amerikaanse dollars altijd inruilen tegen goud. Dat systeem werkte perfect zolang de economie groeide.
In 1968 werd het particulier bezit van goud weer in Amerika toegestaan. Het is en bleef Amerikanen echter verboden om Amerikaanse gouden munten van voor 1934 in bezit te hebben! Die munten moesten immers ooit ingeleverd worden en de munten zijn tot op de dag van vandaag verboden voor Amerikanen.
In 1971 raakte Amerika in een recessie, mede omdat hun oorlog in Vietnam niet zo lekker verliep. Vooral Frankrijk liep vooraan om alle dollars die ze had in Amerika in te ruilen tegen goud. Frankrijk had namelijk het idee (terecht) dat Amerika aan het valsspelen was en meer dollars uitbracht dan er goud als dekking aanwezig was. Nixon kon niet anders dan besluiten dat Amerika de goudstandaard (tijdelijk) zou verlaten.
Vanaf dat moment was de dollar totaal niet meer in te wisselen tegen goud. Je kon echter wel goud kopen met dollars en wel een vaste hoeveelheid goud. Dat was echter niet vol te houden en uiteindelijk werd in 1976 de goudprijs ook officieel los en aan de markt overgelaten.
Waarom zo'n verhandeling over Amerika en de dollar, waarom niet over de gulden, die een naam heeft die al aangeeft dat het ooit een gouden munt was?
Hoewel voor de Nederlanders de gulden natuurlijk heel belangrijk was, is de dollar na 1900 tot op de dag van vandaag in feite de wereldmunt. Zeker na 1945 werd de dollar de basis voor heel het geldsysteem. Ook in Nederland en België was er sprake van een goudstandaard en een zilverstandaard. In lijn met Amerika werd deze de nodige keren verlaten. De laatste echt zilveren gulden (70% zuiverheid) werd in 1967 geslagen. Na die datum werden alleen speciale herdenkingsmunten nog in zilver of goud geslagen.
De gouden tientjes die in de 19e eeuw in Nederland veel geslagen werden, zijn al ruim een eeuw tot soms meer dan anderhalve eeuw oud, maar hebben nog altijd slechts een waarde die overeenkomt met de hoeveelheid goud die er in verwerkt is. Er zijn zo ontzettend veel van die gouden munten in omloop, dat er vrijwel geen verzamelaarswaarde in zit. Heel wat van die gouden munten zijn overigens van generatie op generatie overgegaan. Ze bieden immers de mogelijkheid om wat kapitaal in de familie te houden zonder dat de overheid er veel weet van heeft. Dat weet de overheid ook en daarom wordt nu de handel in gouden munten steeds meer gereguleerd. Transacties boven een bepaalde waarde moeten door de handelaren nu bij de overheid gemeld worden.
Voor de geschiedenis van geld is het belangrijk dat in 1913 in Amerika de derde Federal Reserve (FED) van start ging. Een commerciële onderneming die het recht verkreeg het geld van Amerika uit te mogen geven. In de oprichting van de FED zit een weeffout die enorme implicaties heeft en die in feite tot slaven van de bankiers heeft gemaakt.
In Nederland was De Nederlandsche Bank, opgericht door Koning Willem de Eerste, net zo'n particulier initiatief dat als centrale bank ging opereren. Over DNB heb ik in het verleden al veel geschreven. U vindt daar hier een link naar.